DEN HAAG – De Haagse wethouder Rabin Baldewsingh is naarstig op zoek naar een geschikte plek om een aantal grote duiventillen in Den Haag te plaatsen.
Hij heeft echter een probleem: hij kan die niet vinden.
De duiventillen moeten worden ingezet om de overlast die de dieren veroorzaken terug te dringen. Iedereen die wel eens door Den Haag wandelt, weet direct wat het probleem is: de dieren laten een spoor van viezigheid achter op vaak mooie plekken als standbeelden of monumenten.
Hoe een duiventil een einde kan maken aan deze ongewenste bijwerkingen van de natuur, vertelt Marleen Drijgers van de Landelijke Werkgroep Duivenoverlast, die in veel gemeenten – ook in Den Haag – wordt betrokken bij het beperken van de problemen. “In elke grote stad zijn duiven en op sommige plekken veroorzaakt dat overlast omdat ze in groepjes in en op gebouwen nestelen. Vaak bij plekken waar ze voedsel kunnen vinden.”
Dat wat wij leken stadsduiven noemen, zijn in feite vaak rotsduiven, zegt Drijgers. Die zien de gebouwen als hun natuurlijke habitat, een rots dus. “Ze leven, broeden en slapen daar.” De beste manier om dit te voorkomen, is op een strategische plaats duiventillen neer te zetten, waar tussen de honderd en honderdvijftig dieren te eten en drinken krijgen. In de praktijk blijkt dan dat de dieren hun standbeelden en monumenten snel vergeten. “De til wordt door de duiven geadopteerd als slaap- en broedplek met als gevolg dat ze niet meer op daken en in goten nestelen.”
De voordelen zijn legio: de vogels poepen niet meer op straat, gebouwen of monumenten. Maar misschien nog wel belangrijker: ze leggen hun eieren in de til. Die kunnen er worden uitgehaald en vervangen worden door kalk- of gipseieren. Daardoor komen er ook minder duiven. Een duiventil met 150 vogels levert per jaar 150 kilo poep en 300 eiereren op. Drijger: “De overlast neemt drastisch af en iedereen is tevreden.”
Die eieren hoeven trouwens niet eens te worden weggegooid. Ze kunnen bijvoorbeeld worden opgegeten of aan een vogelopvang worden gegeven waar ze als voedsel dienen. Wat er mee gebeurt verschilt per gemeente, aldus Drijgers. Niet alle stadsduiven zijn trouwens rotsduiven. Steeds vaker duiken in steden ook verdwaalde postduiven op. Zij deden voor hun baasje mee aan een wedstrijd, maar konden de weg naar huis niet meer vinden.
Het plaatsen van een aantal grote duiventillen om een einde te maken aan de overlast lijkt wat veel werk. Waarom niet gewoon de duiven vangen en afmaken? Onverstandig, blijkt uit onderzoek, stelt de werkgroep. ‘Het vangen en doden van duiven leidt niet tot een structurele oplossing van eventuele schade en overlast van stadsduiven. Het wegvangen en doden van duiven betekent alleen maar een open plaats die weer snel wordt opgevuld door nieuwe exemplaren. Door een versnelde reproductie van overgebleven vogels na het wegvangen kan de populatie stadsduiven zelfs groter worden dan vóór het wegvangen het geval was.’
De Haagse til – als er een plek is – moet straks worden beheerd door vrijwilligers of medewerkers van woningbouwcorporatie Haagwonen.
Uit een brief aan de Haagse gemeenteraad van wethouder Baldewsingh (PvdA, leefomgeving) blijkt dat er nogal wat eisen worden gesteld aan de plaats. Hij moet op een plat dak komen, dat 24 uur, zeven dagen per week toegankelijk is. De bedoeling was dat er voor 1 juli 2008 al een zou komen. Maar de daken bleken niet geschikt of niet veilig, of de eigenaren wilden niet meewerken. Nu wordt nog ‘een uiterste poging gedaan’ om toch nog een plek te vinden, schrijft de wethouder. Volgens Drijgers van de Landelijke Werkgroep Duivenoverlast moet dat wel lukken. Zij was al in Den Haag om hier naar geschikte daken te speuren. “Hij gaat er echt wel komen. Met wat goede wil.”