Het Skelet van de duif

Het skelet is opgebouwd uit de organische stof eiwit en de anorganische stoffen calcium (kalk) en fosfor. Het moet aan drie belangrijke voorwaarden voldoen. Bij het vliegen moet het skelet het lichaam zo weinig mogelijk luchtweerstand geven. Het moet licht en sterk zijn en het moet bescherming bieden aan de organen, zoals hart, longen, lever, magen, enz.

 

 

Het skelet van de duif

Om de vogel zo licht mogelijk te maken, zijn de meeste beenderen hol en gevuld met lucht. In de skeletdelen waar extra krachten opkomen, zoals de vleugels, zijn benige “spijlen” ingebouwd die het bot extra versterken, zonder dat er veel gewichtstoename plaatsvindt. Het gewicht van het skelet is maar 10% van het totale lichaamsgewicht. Het kenmerkende van het vogelskelet is dat van de wervelkolom – bestaande uit hals-, rug- en lendewervels, heiligbeen en staartwervels – de rug- en len de wervels en het heiligbeen tot één stijf geheel zijn vergroeid. Samen met het grote borstbeen en de daaraan vergroeide ribben en het ravenbeksleutelbeen vormt de romp een sterk en stijf geheel om de vliegspieren tot voldoende sterke steun te bieden.

Om de bewegingsloosheid van het lichaam te compenseren, heeft de hals 14 wervels, die de vogel in staat stellen z’n kop 180 graden of meer te draaien.

Als we een duif in de hand nemen, voelen we duidelijk de kam van het borstbeen. Behalve dat het borstbeen het skelet de nodige stijfheid moet geven, biedt het plaats voor de aanhechting van de vliegspieren, die tussen het borstbeen en het opperarmbeen lopen. Vooral de vliegspieren voor de krachtige neergaande beweging zijn breed op het borstbeen aangezet. De spieren die de opgaande vleugelslag mogelijk maken, zijn aanmerkelijk minder sterk. Hun aanhechtingsvlak is dan ook veel kleiner. De vliegspieren maken bijna 25% van het lichaamsgewicht uit.